Thermodynamische
PV-Diagram
De interne verbrandingsmotor is thermodynamisch te beschrijven. In het PV-Diagram zijn de Otto-motor en de JRS-Motor beschreven:

Otto-motor
In het PV-Diagram worden 3-kring processen onderscheiden, namelijk:
- Theoretisch proces (BLAUW, punten: 20, 21, 24, 25 (oppervlak-A),
- Werkelijk proces (GROEN, punten: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 (oppervlak-B),
- Pompverlies proces (GROEN, punten: 1, 2, 10 (oppervlak-C).
JRS-Motor
In het PV-Diagram worden 3-kring processen onderscheiden, namelijk:
- Theoretisch proces (BLAUW, punten: 20, 22, 23, 18 (oppervlak-A),
- Werkelijk proces (ROOD, punten: 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 (oppervlak-B),
- Pompverlies proces (ROOD, punten: 11, 12, 19 (oppervlak-C).
Thermodynamisch verliezen
Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de arbeidsslag (uitlaatgassen verlaten bij atmosferische druk de uitlaatpoort).

De brandstof wordt direct ingespoten in een groot aantal minuscule bolvormige verbrandingskamers waardoor een zeer hoge compressieverhouding mogelijk is en zelfontbranding plaats vindt.

Door het groot aantal minuscule bolvormige verbrandingskamers geschied de warmte toe- en afvoer bij nagenoeg constant volume. Daarnaast treden er geen kortsluitverliezen op en is er op elk gewenst moment een optimaal mengsel (homogeen verneveld met λ = 1) beschikbaar.

De warmteverliezen worden beperkt door isolatie van de minuscule bolvormige verbrandingskernen (hot-spots) door middel van omringende lucht, thermische isolatie van de motor en minimale inwendige turbulenties.

Daarnaast komt de inlaatkamer niet in aanraking met hete verbrandingsgassen en de kamer wordt in tegenstelling tot de rest van de motor niet geïsoleerd maar gekoeld. Hierdoor blijven de inlaatgassen koel, waardoor het volumetrisch rendement goed blijft en negatieve arbeid voorkomen wordt.

Ook de lekverliezen zijn tot een minimum beperkt. Hierdoor zijn de thermodynamische verliezen minimaal.
De pompverliezen worden voorkomen doordat de vermogensregeling niet door het smoren van de gassen in het inlaatkanaal plaatsvindt, maar door variatie van het aantal verbrandingskamers dat wel/niet direct ingespoten wordt.

Daarnaast vindt er een storingsvrije in- en uitstroom (geen kleppen, optimale kanaalvorm, etc.) plaats. Het theoretisch ideaal (in- en uitstroom van gassen bij atmosferische druk) wordt hiermee benadert.

Uit bovenstaande beschrijving kan worden afgeleid dat het concept naar alle waarschijnlijkheid minimale thermodynamische verliezen heeft.